Ruimte voor de echte kracht van een winkelgebied
Traditioneel detailhandelsbeleid
Het detailhandelsbeleid in Nederland is lang gestoeld op het behouden en versterken van de bestaande structuren. Nieuwe ontwikkelingen moeten zoveel mogelijk plaatsvinden in de bestaande centrumgebieden om deze te versterken. Na jaren van groei waarin dit mogelijk was, breekt nu een periode aan waar gezocht moet worden naar differentiatie en specialisatie.
De gedachte achter het aloude detailhandelsbeleid is dat investeringen zoveel mogelijk worden geconcentreerd, waardoor centrumgebieden aantrekkelijk blijven en de consument dicht bij huis ruime keuze heeft. Geen verkeerde gedachte natuurlijk, maar met de huidige trends en ontwikkelingen is het de vraag of dit beleid zijn doel nog bereikt of sterker laat de consument zich hierin sturen?
Gemeenten met ambitie
Wat je namelijk ziet is dat elke gemeente een ambitie heeft, die in de kern niet verschilt van de buurgemeente, namelijk zijn inwoners zo goed mogelijk voorzien en de eigen centrumgebieden versterken. Het gevolg is dat overal ontwikkelingen plaatsvinden die sterk op elkaar lijken. Een beetje schaalvergroting hier, wat nieuwe winkels daar, betere parkeermogelijkheden en natuurlijk meer sfeer en gezelligheid. In tijden van hoogconjunctuur is dit geen problemen. Toenemende bestedingen zorgen voor meer omzet en maken investeringen mogelijk. In de huidige tijd van laagconjunctuur en krimp komt hier echter een kink in de kabel.
Veranderend consumentengedrag
Daarnaast zien we nu dat de consument en haar omgeving sterk veranderen. Het koopgedrag, waar we aankopen doen, is niet meer als vroeger. We zijn steeds minder gebonden door het aanbod in de eigen leefomgeving. Internet speelt hier een grote rol in. We hebben als het ware een grote nieuwe winkelwolk tot onze beschikking waar we naar hartenlust kunnen winkelen. Feitelijk maakt het dus niet meer uit waar we naar toe gaan, we kunnen gewoon thuis op de bank, of waar dan ook, winkelen. Tegelijk is onze mobiliteit sterk toegenomen en komt we overal en nergens. De winkelcentra in onze eigen gemeente zijn als gevolg daarvan niet zonder meer de belangrijkste aankoopplaats. Ondanks alle inspanningen van de afgelopen jaren.
De sector wordt dan ook flink opgeschud en er woedt een levendige discussie, die nog wat extra gevoed wordt door de crisis en toenemende leegstand in bepaalde gebieden. Binnen deze discussie komt het detailhandelsbeleid van de diverse overheden aan de orde. Vooral waar het gaat om de ruimtelijke ordening: waar staan we winkels toe en waar niet. Moet er nieuw aanbod worden gecreëerd of dient de planontwikkeling te worden stopgezet, ter voorkoming van het zogenoemde bouwen voor leegstand?
De consument staat voorop
Binnen deze discussie is er één gemene deler: de consument staat voorop. Wat opvalt is echter dat iedereen dit wel roept maar het feitelijk alleen over het eigen economisch belang heeft. De boventoon wordt namelijk gevoerd door de omzeteffecten van nieuwe ontwikkelingen op bestaande aanbieders. Dergelijke negatieve effecten moeten liefst worden voorkomen. Gevolg is dat er economische ordening plaatsvindt en geen ruimtelijke ordening, waar juist de focus van het overheidsbeleid moet liggen.
Uitgaan van kracht individuele winkelgebieden
In detailhandelsbeleid moet daarom de aandacht veel meer uitgaan naar de kracht en de potentie van individuele winkelgebieden. Deze kracht wordt niet bepaald door elders beperkingen op te leggen, maar door de intrinsieke waarde van een gebied zelf en de mogelijkheden die er zijn om in te spelen op nieuwe trends en ontwikkelingen in het consumentengedrag. Een goede ambitie daarbij is het streven naar differentiatie. Laat winkelgebieden van elkaar verschillen. Ze mogen veranderen in verzorgingsfunctie, ze mogen groeien maar ook kleiner worden. Wees niet bang als er winkels verdwijnen. Soms is het zelfs mogelijk of nodig de boel op te schudden door een nieuwe ontwikkeling op een nieuwe plek toe te laten. Een plek die bijvoorbeeld al langzaam is gegroeid en waar alle ratio zegt dat detailhandel daar logisch is. De overheid dient hierbij de regie op de ruimtelijke ordening te hebben. De markt moet de ruimte krijgen de potenties te benutten.